Blog - over rouw en nieuw leven
Het gebeurt niet snel dat ik ergens met een baby in mijn armen sta.
Laten we voorop stellen dat ik kinderen ontzettend leuk vind, en met alle liefde oppas op alle toekomstige kinderen van vrienden of familie, maar op dit moment is dat allemaal nog niet aan de orde. Je ziet mij dus niet snel met een stel kinderen naar een speeltuin sjouwen, met een kleintje op mijn arm rondlopen, of een kinderwagen voortduwen.
In mijn directe omgeving zijn namelijk weinig mensen met jonge kinderen, hoewel ik wel op zo’n leeftijd begin te komen dat er, zo af en toe, vrienden langskomen die liever een colaatje drinken dan een glaasje wijn, en die dan even later een echo op tafel leggen waar zo’n piepklein mensje op zichtbaar is. Jasper en ik hebben al wel twee kleine (achter)nichtjes, maar beide hebben we door de coronacrisis helaas weinig kunnen zien.
Zelf heb ik overigens ook geen kinderwens. Ik begrijp best dat dat later nog zou kunnen veranderen – ik ben natuurlijk pas 26 – maar eerlijk gezegd denk ik dat ik ook hartstikke gelukkig zou zijn zonder kids. Ach, wie weet. De tijd zal het leren.
Maar goed, het punt is dus dat ik weinig kinderen ken. Eerlijk gezegd weet ik daardoor ook nooit zo goed hoe ik met kinderen moet omgaan, hoewel ik meestal wel een grote glimlach terugkrijg als er een kind tegenover me staat in de Tara om een steentje of mood ring te kopen. Blijkbaar doe ik toch iets goed.
Toch liep ik afgelopen week ineens een halfuur te ijsberen met een klein ventje, net 2 of 3 maanden oud, op mijn schouder. Zachtjes op en neer wiegend, want dan bleef hij het rustigst tegen me aan liggen. Zijn ouders zijn onze overburen, en dan is het natuurlijk heel makkelijk als ik even kort kan oppassen.
Je denkt nu misschien “goh Robin, dat is allemaal leuk en aardig, maar zo bijzonder is dat toch helemaal niet? Waar gaat dit hele verhaal eigenlijk heen?”, en dat is een logische vraag! Wat ik er namelijk nog niet bij heb verteld, is dat ik diezelfde week nog emotioneel aan het bijkomen was van een vrij moeilijke tijd.
Ongeveer een jaar geleden kwam voor het eerst een telefoontje van mijn oma, uit Groningen, dat ze ziek bleek te zijn. De artsen wisten nog niet precies hoe het zou verlopen, maar één ding was duidelijk: oma zou geen jaren meer leven. Daar had ze zelf direct vrede mee, en daardoor hadden wij dat als familie ook al snel.
Het is natuurlijk nooit leuk om te horen dat iemand van wie je houdt zo ziek is en waarschijnlijk niet lang meer zal leven, maar het is nou eenmaal onderdeel van het leven. Het hoort erbij. Gelukkig voelde mijn oma zich niet heel beroerd, tot de laatste paar maanden. Toen ging het toch erg snel achteruit. Op een gegeven moment kon ze gelukkig naar een hospice toe, waar een groot team van lieve, zorgzame mensen voor haar klaarstond. Mijn moeder is de laatste weken telkens heen en weer gereden tussen Amersfoort en Groningen, om te helpen en om nog wat laatste tijd met haar eigen moeder door te brengen.
Er was in deze periode veel onduidelijkheid; het ene moment leek oma erg snel af te glijden, maar een paar dagen later was ze dan ineens veel helderder en sterker. Zo ging het nog een poosje af en aan. Dat gaf voor alle betrokkenen een hoop onzekerheid, omdat we niet precies wisten wanneer we afscheid moesten nemen, wanneer we haar voor het laatst zouden spreken. Door die onzekerheid heb ik eigenlijk twee keer afscheid genomen, waarbij die tweede keer voelde als een soort cadeautje. Ik had namelijk niet verwacht dat dat nog zou lukken. Wel zorgde die onzekerheid over de situatie ervoor dat het proces van rouw van tevoren alvast kon beginnen. Ik heb het verlies in kleine stapjes kunnen verwerken, in plaats van een grote klap in één keer.
Uiteindelijk is mijn oma begin juli overleden. Ze is 88 jaar geworden en ze was er op het einde zelf ook helemaal klaar mee. Ze was zo ziek, zo moe, had zo veel pijn. Het was goed zo. Na bijna 36 uur aaneengesloten te slapen, is ze rustig weggezakt. De uitvaart was ontzettend mooi; zowel verdriet als gezelligheid werden daar gedeeld door alle familie en vrienden. Er werden foto’s gedeeld (uit jeugdfoto’s blijkt dat ik ontzettend op mijn oma lijk) en herinneringen opgehaald, maar ook bijgekletst over onze levens van nu. Af en toe werd er even flink gehuild; elke keer dat ik de tranen van mijn opa zag bijvoorbeeld, of die van de zussen van mijn oma, maar ook tijdens een prachtige toespraak van mijn moeder. Mijn moeder heeft sowieso de afgelopen periode haar allersterkste kant laten zien, en wat ben ik trots op haar.
De rouw en het verdriet die al vóór het overlijden van mijn oma begonnen, voel ik nog steeds, maar de hevigste huilbuien kwamen vooral op de avond na de uitvaart. Sindsdien wordt het steeds ietsje rustiger, en kan ik het verdriet steeds beter een plekje geven.
Toen ik vorige week met mijn kleine buurjongetje in mijn armen door de woonkamer ijsbeerde, toen ik die typerende babygeur rook en zijn zachte haartjes tegen mijn kin voelde kriebelen, voelde ik een overweldigende golf van acceptatie. Voor het eerst sinds de uitvaart kon ik het verdriet echt even helemaal loslaten, en inzien dat er naast verlies, ook altijd nieuw leven is. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat het verdriet ineens helemaal verdwenen is, integendeel, maar het bracht wel een soort rust die ik al weken niet gevoeld had.
Het is goed zo.